Koesteren
Een boek om te koesteren: dat is het onlangs verschenen verzameld werk van ds. L. Kievit (1918-1990). Menig lezer van Ecclesia zal zijn naam en zijn prediking kennen. In 1942 werd hij predikant in Schoonrewoerd, vervolgens in Putten (1945-1952), Woerden (1952-1957), opnieuw Putten (1957-1964), Leiden (1964-1969) en ten slotte Gouda (1969-1984). Het boek draagt als titel “Op verhoogde toon”. Een passende titel. Want wie de opgenomen preken en meditaties leest en overdenkt, merkt dat deze toon de grondtoon is, met name wanneer Kievit aankoerst op Christus en de lezer in diens volbrachte werk betrekt. Deze toon komt nog sterker op je af als je probeert achter de preken en meditaties de viva vox (de eigen, levende stem) van Kievit voor de geest te halen. Wie ooit de prediking van ds. Kievit “live” meemaakte, weet dat deze inderdaad werd gebracht “op verhoogde toon”. Nog altijd is zijn viva vox te horen op www.verbidiviniminister.nl. De naam is ontleend aan het vriendenboek “Verbi divini minister”, dat hem in 1983 werd aangeboden ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag. Wie de op de site geplaatste preken beluistert, raakt onder het beslag van de innerlijke volmacht waarmee zij gehouden werden. In het “Ten geleide” van de bundel stellen de bezorgers zich voor (prof. Balke, dr.ir. Van der Graaf, dr. Verduin en ds. Westerhout) en geven zij rekenschap van de opzet. Een korte levensschets en een fijnzinnige impressie van de hand van Van der Graaf volgen. Als geboorteplaats noemt hij Baarn; dat moet natuurlijk Benschop zijn, al is Kievit wel in Baarn opgegroeid. In Putten is hij begraven. Wie erbij is geweest, herinnert zich hoe de rouwstoet, op het kerkhof aangekomen, Psalm 116 zong, helemaal, van vers 1 tot en met vers 11, zoals eveneens gebeurde toen zijn vader begraven werd alsook in de vroeg-christelijke kerk.
Die geleden heeft
Het boek opent met de reeks van twaalf lijdensmeditaties, voor het eerst uitgegeven in 1969 onder de titel “Die geleden heeft”. Elk jaar in lijdenstijd lezen we ze tijdens onze dagsluiting. Steeds valt ons op dat je geen toeschouwer kunt blijven, als Kievit Jezus’ kruisweg schildert. “Hij gaat de goede kant uit, de kant van het kruis. De zonden moeten weggedragen worden. ... Het is onze schuld die Christus zo zwaar doet lijden. ... Misschien menen wij: schuld kan geen kwaad, ik heb er geen last van. Christus maant ons: De schuld moet betaald worden, wij staan bij God in het krijt. ... U wilt er liever buiten blijven, net als ik. Neemt de Heilige Geest het woord, dan raken wij erin verwikkeld. Omdat, en dat is nog wonderlijker, Christus in onze schuld verwikkeld werd” (23v.).
Toeëigenend
Aangrijpend is de meditatie over de verloochening door Petrus. Het opschrift maakt meteen al duidelijk waar het heengaat: “De reddende blik”. Zeker, ook een blik van verdriet, van verwijt. “Ik weet zeker dat Petrus iets van verdriet en verwijt opving; het is om wanhopig van te worden. Daarmee is het eigenlijke nog niet gezegd. In deze blik ving Jezus een vallende Petrus op” (38v.). Wie heeft zo ooit over Petrus horen preken? En over jezelf? Want dat is het wonderlijke van deze meditaties alias preken: ze gaan over jóu. Omdat het over Christus gaat. Vragen over toeëigenen lossen op, omdat er toeëigenend gepreekt wordt. Het effect in je ziel is er, voor je er erg in hebt. Aan het slot van de meditatie lezen we: “Petrus’ ziel is verbrijzeld, omdat hij aan Jezus’ woord getwijfeld had. Voelt iemand zich verworpen, dat gevoel is niet uit Christus. ... Denkt iemand: nu is alles uit, die gedachte is niet uit Christus: dat uw geloof niet ophoude. Door dat geloof pakken wij de zonden niet aan om ze als onkruid uit te trekken, uit te roeien; wij grijpen Jezus aan, die ze wil uitdelgen als een nevel. Wie is het die verdoemt? Christus is het ... die ook voor ons bidt” (40v.). Hé, denk je, die regels (her)ken ik. Je slaat de “Lijdenspreken” van Kohlbrugge op en je leest (164v.): “Petrus weende zo bitter, omdat Hij niet geloofd had wat de Here hem gezegd had. ... Ween niet bitter, omdat u zich nu als uitgestoten en verworpen voelt, want dit gevoel is niet van de Here. ... U zult ... gewaarworden dat u de zonde niet hebt aan te grijpen om haar uit te roeien, maar Christus, de Zondenuitdelger. ... Wie zal verdoemen? Christus is het ... die ook voor ons bidt.”
Uitbrengen
Om nog niet meer aan te halen, uit de zevende overdenking. Pilatus zegt: “Zie, ik breng Hem tot u uit” (Johannes 19:4). “Wat hoge stem spreekt mee in het woord van Pilatus. Hoort u daarin de stem van de Vader niet: Zie, Ik! Het mag niet verzwegen worden dat Ik mijn Zoon heb overgegeven, dat Ik hem ervoor overhad om zondaren met Mij te verzoenen. ... Hier hebt u Hem” (45). Er volgt een treffende passage over wat preken is, een homiletische uitweiding: “Dat gaat de Heilige Geest door de prediking van het Woord nader uitwerken. Het is een uitbrengen, een uitdragen van Christus, en als het dat niet is, dan is het niet naar de mening van de Geest. De dienaren van het Woord houden geen voordracht over godsdienstige verschijnselen ... Wij houden elkaar toch niet bezig met beschrijvingen van ellende, verlossing en dankbaarheid, waarbij Christus niet aanwezig is. Dan verwijzen wij ten slotte naar de mens, de vrome mens, en worden er in de grond niet wijzer van. Nee, wij treden terug, achter Christus. Weet u wat wij naar voren hebben te brengen? Hem! ... Daar is Hij. Wie is Hij voor u? ... Wordt Christus tot ons uitgebracht, dan verrast de Heilige Geest menigeen die in duizend noden en angsten verkeert. Die niets meer verwacht, ook van de bediening van het Woord niet” (45v.).
Om de eer van Zijn Naam
In 1983 verscheen een volgende bundel meditaties. Ze gaan over Exodus 32-34: de ontmoeting tussen God en Mozes; en over de ark van het verbond, aan de hand van 1 Samuël 4-5 en 2 Samuël 6. Miskotte hield zich intens met de drie genoemde hoofdstukken uit Exodus bezig in zijn “Als de goden zwijgen”. Het lijkt alsof Kievits Exodus-meditaties er de weerslag van zijn. Lang geleden las ik ze. Ik herinner me hoe adembenemend ik vond wat hij schreef over Mozes’ vraag: “Toon mij nu Uw heerlijkheid” (Exodus 33:18). Nu ik het weer las, trof me opnieuw de bijna mystieke toon van deze overdenking. Kievit heeft het over “verkwikking, verzekering, verrukking” (92). Gaat Mozes niet te ver? “God ging zo ver, zó onvermoed ver dat Mozes zeer vrijmoedig geworden is ... Mozes smacht naar de kennis die boven de wolk uitkomt, die de heerlijkheid schouwt, de gloed der hoogheid, de glans die over Gods gelaat ligt. Dat is het: hij smacht naar God, naar de levende God” (92). “Het kan niet, het mag niet. En toch ... Het is als aarzelt de Here. Hij houdt het verzoek nog in beraad. Wat een verrassing: de Here komt Mozes zover mogelijk tegemoet. Het zal niet bij het zien van al zijn goedheid blijven. Mozes zal iets van de heerlijkheid zien. Het licht, niet in het brandpunt, maar het licht dat zich spreidt waar God voorbijgaat, waar zijn heerlijkheid voorbijtrekt. Een glimp, een spoor van licht zal Mozes opvangen, zodat hij het zal overleven. Wij worden getuigen van een hoogtepunt in de geschiedenis der openbaring” (94). Aan het slot van de meditatie gaat het –natuurlijk– op Christus aan. In Hem houdt God een plaats vrij voor de aanschouwers van zijn heerlijkheid. “Voor hen die Hem niet kunnen benaderen en toch zijn nabijheid zo innig begeren. In Christus strekt Hij zijn hand over hen uit” (95).
Actueel
In de Eliapreken voegt zich naast de verhoogde toon de toon van de actualiteit: “De Naam des Heren speelt geen rol in het publieke leven en in het politieke leven. Nauwelijks nog. Evenmin in de wetgeving en in de vorm van het leven van ons en onze kinderen. Alles wordt tot neutraal gebied verklaard, opdat daar andere goden hun spel met ons zouden kunnen spelen, en de Here, onze God, in wiens Naam wij gedoopt en tot wiens dienst wij geroepen zijn, uitgeschakeld zal worden. Dat is onder ons aan de gang” (127). We schrijven 1974!
Op scherp
Nog meer valt te delven: preken in rouwdiensten, zoals van Kievits vader, meditaties in Theologia Reformata, preekschetsen in de bekende Postillereeks van Boekencentrum, preken bij intree en afscheid en bij andere gelegenheden. Telkens word je verrast door de exegese en de theologie die er –soms merkbaar, vaak onmerkbaar– achter zit. De preken die in deze rubriek wellicht het meest indrukwekkend en bekend zijn, zijn de twee Puttense preken, gehouden op 2 oktober 1945, precies een jaar na de razzia. Ze gaan –hoe kan het anders– over Job: “Ik zou naar God zoeken. ... Want Hij doet smart aan en Hij verbindt.” Alles lijkt in deze preken op scherp te staan, niet het minst als Kievit zegt: “De Here wil in deze rampspoed erkend worden, ja, Hij wil erin herkend worden. Dat heeft de Duitser op zijn geweten, tandenknarst er een. Inderdaad, en dat ligt hem loodzwaar! Maar vergeet de Here niet, Hij had er de hand in. ... Hij zegt nadrukkelijk: Zie, hier ben Ik, hier, in dit drama van Putten. Want het is geen lot dat u treft, maar een God die u slaat. Dat is een ondraagbare ernst, dat is tevens een onzegbare troost” (198). Die troost klinkt, wanneer gezegd wordt: “En Hij verbindt. Hij verbindt met zijn dierbare beloften, die bondig worden door de bediening van de Heilige Geest. Hij verdrijft de angst met zijn ‘Vrees niet’. Hij droogt de tranen met zijn ‘Ween niet’. Hij maakt alles wél” (209v.). Hoe troostrijk was ook al het gebed, aan het begin van de dienst: “Gezegende Here Jezus, uw hart werd eertijds door ontferming overmeesterd, toen U de weduwe de stadspoort uit zag treden. O, er zijn heden zovelen die het dierbaarste op de baar wegdroegen. Laat U niet onbetuigd ten opzichte van ons, hul ons in het wijde en milde kleed van uw barmhartigheid. U bent de Vorst des levens. ... Wij bidden U dat de dood niet het hoogste en laatste woord heeft. Dat is, ook in deze ure, aan U. Uw Woord druppelt troost in de wonden; door uw Woord ontluikt het leven op de velden des doods” (204).
Intermezzo
In de bundel zijn niet alleen preken en meditaties te vinden, we komen ook een Intermezzo tegen van professor Balke, waarin hij mijmert over “De unieke theologie en prediking van ds. L. Kievit”. Het zal een van de laatste artikelen zijn geweest van deze onlangs overleden broeder en geestverwant van de “jonge” Kievit. Hij verwijst daarin naar de zojuist genoemde Job-preken en zegt dan dat het geen wonder is dat Kievit vanuit het boek Job de troost van het evangelie bracht aan Putten. Daaruit leren we hoe hij met rouw en leed is omgegaan in dit zwaar getroffen dorp. “En dat is uiterst belangrijk en actueel in onze tijd, nu rouwverwerking wordt aangeboden en gepraktiseerd met lege vormen en rituelen” (384). Aan het slot van de bundel is de preek opgenomen die dr. M. Verduin hield in de kerkdienst die voorafging aan de begrafenis van ds. Kievit. Een aantal In memoriam’s volgen, o.a. die uit Ecclesia, ook van Verduin. Een en ander verscheen destijds in de brochure “In het midden van de zeven kandelaren”. Daarin treffen we ook nog twee preken van Kievit aan: over Psalm 93 en over het middelste kruiswoord.
Kohlbrugge
Verder zijn er zo’n 150 pagina’s gewijd aan voordrachten en artikelen van Kievit. Vaak niet lang, maar altijd ter zake, richtingwijzend, pastoraal, en kritisch naar wat lijkt op het goud van de Reformatie, maar in wezen doublé is. In de hierboven genoemde brochure was ook een artikel te vinden over de catechismusprediking. Dat heeft in de bundel een plaats gekregen tussen de andere artikelen. Uitvoerig laat Kievit daarin Kohlbrugge aan het woord, die ingaat op bezwaren van lieden die zeggen dat een kind op de vraag “Wat is je enige troost?” niet zomaar mag antwoorden: dat ik het eigendom van Christus ben. Wie deze mening is toegedaan, is volgens Kohlbrugge een waanwijze, een wederdoper, een remonstrantse of pelagiaanse duivel. “Ja, maar de Heilige Geest moet erbij komen. Alle mensen hebben deze troost toch niet?” “Dat weet ik zeer wel. Toch moet de vraag aan allen gesteld worden ... opdat wij tot onszelf inkeren en ons ernstig zouden afvragen: Wat vraagt die man daar? Die vraag komt dus niet tot ons alsof hij zegt: Het gaat jou hier wel aan, maar jou daar niet. Nee, hij komt zoals de waarachtige reformatorische leer altijd komt: met de genade” (452).
Redactioneel
U begrijpt dat ik deze recensie begon zoals ik die begon: een boek om te koesteren. Wel had de corrector nog wat scherper moeten zijn. En wat mij betreft had in de tekst hier en daar sterker geredigeerd mogen worden. Sommige preken zijn waarschijnlijk vanaf de band op schrift gesteld. Daardoor overheerst de spreektaal, wat soms ten koste gaat van de dictie die de stukken van Kievits eigen hand kenmerkt. En hadden de losse preken niet beter chronologisch geordend kunnen worden, zoals de artikelen dat ook min of meer zijn? Maar dit zijn slechts opmerkingen in de marge. Ten slotte
Wie Kievits “Verzameld werk” leest en bestudeert, wordt erdoor verrijkt en gebouwd. Zou een jongere generatie nog de smaak te pakken kunnen krijgen van wat de bundel biedt? Het is alweer een aantal jaren geleden dat we tijdens een studieweek van de Gereformeerde Bond een van Kievits preken beluisterden. De vonk sloeg niet bij iedereen meteen over. Hoe komt dat? Anderzijds zijn er telkenjare enkele studiedagen waarin een aantal oudere predikanten preken van Kohlbrugge lezen en preken van Kievit beluisteren. Tot hun genoegen. Hoe komt dat? – Wellicht kan iemand daar een keer zijn licht over laten schijnen. Al met al, Kievits bundel wordt bij dezen van harte aanbevolen!