Het lijkt erop dat de meest verspreide praktijk van vandaag is: zich beklagen, verontwaardigd-zijn over alles en tegen iedereen. We zoeken de dingen óp die niet gaan. Misschien is het wel om die reden dat wij een voortdurende toename meemaken van geweld. Deze verontwaardiging neemt de plaats in van het beleven van geluk om wat we hebben en om wat ons is gegeven, zowel persoonlijk als in de samenleving. Voor velen lijkt het leven op een constante afpersing, een gevangenis, zelfs een hel. Men leeft in de veronderstelling dat het niet kán, dat men niet veronderstellen kán dat er een mogelijkheid is tot verandering, dat er een mogelijkheid is om opnieuw te beginnen, om opnieuw geboren te worden. We zien dat steeds weer bij onze jonge mensen. Maar het is wel degelijk mogelijk om te ontdekken dat het hele leven, dat de hele wereld er voor mij is, dat de gebeurtenissen van het leven, de omstandigheden waarin wij leven, er voor ons zijn, dat ze er werkelijk zijn voor mij. Het is mogelijk dat we in de dingen een nieuwe maat gaan zien, een maat die willen ontmoeten en ontdekken – iets anders, iets wat méér is. We willen iets groots meemaken, iets groters, iets nieuws, iets wat oud is en toch elke keer nieuw. Het is nodig dat wij jullie helpen om te begrijpen dat er geen enkele zware, negatieve, dramatische situatie is, geen enkele toestand waarover je je zou moeten schamen, die ooit in staat is om ons hart te dicht te doen. Het verlangen om te leven, het verlangen naar vreugde, naar de overwinning blijft altijd tot in het diepst van onze ingewanden in ons. Het staat vast: het echte begrijpen van de dingen is het zoeken van wat gáát, van wat goed is en het volgen daarvan – er achterheen te gaan. Vaak zijn er dingen die deels goed gaan, ook al hebben we het er niet naar gemaakt. Altijd is er iets of iemand die groter is dan wie ik ben of wie wij zijn. De werkelijkheid is altijd groter, altijd overvloedig. Om die reden hebben wij hoop, daarom is het dat de hoop, die zich in ons innerlijk opdringt, nooit overwonnen zal worden. De mens daarentegen die negatief leeft, met wantrouwen, die berust in hoe de dingen zijn, is onmachtig. Maar het opvallende is dat deze onmacht zich nu juist aan de oppervlakte manifesteert als een soort ‘almacht’. De moderne mens doet zich voor als iemand die alles in zijn hand heeft. Hij vertrouwt zich met ziel en lichaam toe aan wat hij met zijn eigen handen maakt: de wetenschap, de politiek, de economie. Hij vertrouwt zich toe aan duizenden idolen: de mode, zijn carrière, het geld. Onze jonge mensen hier, - aan de drugs. En zo wordt de verwoesting steeds groter. Wat kan ons in zo’n situatie redden, wat geeft ons de kracht te strijden, om de zware strijd van het leven te strijden? Wie zal onze armen omhoog houden, wat geeft kracht aan onze voetstappen? Wie wapent mijn hart met vurigheid, moed en met nederigheid? ‘Houd geen halt’, zeggen wij tegen de jongeren, ‘zie verder dan waar wij zien. Laten we elkaar helpen om onophoudelijk uit het ‘niets’ te komen... Roep tot God.’
Uit: Silvio Cattarina, L’Imprevisto, Castel Bolognese, 2018, blz. 21, 22