De situatie
Op 7 juli 1566 schrijft Willem van Oranje een korte brief aan de markies van Bergen, de gouverneur van Henegouwen [2]. De markies is op dat moment in Frankrijk, op weg naar Spanje waar hij de koning van de Nederlanden, Filips II, zal spreken. Het doel van zijn reis? Hij beoogt de koning onder ogen te brengen dat de landvoogdes van de Nederlanden, Margaretha van Parma, en haar regering (ze wordt bijgestaan door de Raad van State) de zaken in de Nederlanden niet meer in de hand kunnen houden. Zij verliezen greep op de bevolking. Chaos dreigt. Wat was er aan de hand? Wat maakte dat men aan de alarmbel trok? De oorzaak hing samen met het feit dat de nieuwe religie, dat wil zeggen het Calvinisme, sinds enkele jaren met kracht doordrong in de Nederlanden. Calvinistische predikers kwamen de grens over en brachten overal veel mensen op de been, die naar hen luisterden en voor de nieuwe leer werden ingewonnen. En dát terwijl de koning in 1565, een goed jaar hiervoor, onomwonden te kennen had gegeven dat hij geen enkele concessie wilde doen richting het Protestantisme, noch richting de Lutheranen noch richting de Calvinisten. Alleen de Rooms-katholieke godsdienst kon in zijn rijk worden toegestaan. En dat volgens de voorschriften van het zopas afgesloten Concilie van Trente. De koning ging volstrekt akkoord met de bepalingen daarvan en trok één lijn met de paus. Hij zou de nieuwe leer desnoods door middel van de inquisitie de kop indrukken. Hoe ánders was de houding en het advies van Willem van Oranje! In de laatste nacht van 1564, de nacht van oud en nieuw, had hij in de Raad van State een vurig pleidooi gehouden voor een vorm van religievrede: alleen dankzij matiging van de godsdienstpolitiek kon het land behoed worden voor oproer en burgeroorlog. Men besloot dat de graaf van Egmont de verre reis naar Spanje zou ondernemen om de koning dit onder ogen te brengen. Enkele maanden later kreeg hij er nul op het rekest.
Nu, in juli 1566 (anderhalf jaar later dus) was de situatie in de Nederlanden alleen maar nijpender geworden. De lage adel had zich verbonden aan de calvinistische beweging, hetgeen in april 1566 had geresulteerd in de aanbieding van het Smeekschrift van de Edelen. Daarin vroeg de adel de landvoogdes in te stemmen met de afschaffing van de plakkaten – de strafbepaling op het zich inlaten met de nieuwe religie –, hetgeen impliceerde dat de prediking van de calvinisten zou worden toegestaan. Dít om het land niet in verder ongeluk te storten. De calvinistische predikers en hun groeiende aanhang putten moed uit het optreden van de edelen, zodat steeds meer hagenpreken plaatsvonden. Onrust dus alom! Daarbij ging het gerucht dat de koning in het geheim in Duitsland soldaten wierf, wat maakte dat de edelen in het geheim tegenmaatregelen namen en zich voorbereidden op een eventuele confrontatie.
Willem van Oranje stond via zijn broer Lodewijk en anderen in contact met de edelen. Zo hield hij eensdeels enigszins greep op wat er gebeurde en hoopte hij anderdeels met de steun van de lagere adel de koning extra onder druk te zetten om te doen wat hemzelf voor ogen stond. Al meerdere keren had hij in de Raad van State een pleidooi gevoerd voor matiging van de plakkaten, afschaffing van de inquisitie en een algeheel pardon voor hen die onder verdenking van de regering waren komen te staan. Ook leek het hem goed de Staten-Generaal bijeen te roepen. Dat de fanatieke en gedreven koning aan deze wensen gehoor zou geven was echter zo goed als uitgesloten.
Een veelzeggende zin - juist staatsmanschap
Welnu, in déze situatie schreef Willem van Oranje zijn briefje aan de markies van Bergen. In de brief staat een kapitaal belangrijke zin. Ik citeer: Ik zie dat de bijeenkomsten waarin men predikt ondanks het verbod toch doorgaan en dat men daarbij gewapend verschijnt, hetgeen tot gevolg heeft dat ik, als God ons de hand niet reikt, geen andere oplossing zie dan dat iedereen zijn persoonlijke belangen en ambities laat varen en vooral denkt aan wat ertoe dient dat het land behouden wordt, want als het land verloren gaat, dan gaat ook beetje bij beetje de gehoorzaamheid aan de koning verloren, evenals de religie; maar als het land behouden blijft, is er de hoop dat met de tijd en met de genade van God alles weer op orde zal komen, als wij tenminste zelf met verstand strijden. Wat Oranje hier verwoordt was van enorme betekenis voor de wereld van destijds en kan dat zijn voor de wereld van nú! In één zin brengt de 33-jarige prins onder woorden wat juist staatsmanschap inhoudt. Je zou wensen dat de zinsnede in de hal van de Tweede Kamer en in die van het Capitool in Washington een prominente plek zou krijgen!
Laten we zien wat Willem van Oranje naar voren brengt. Allereerst zegt hij: stel het behoud van het land boven uw persoonlijk belangen en ambities. Wat een advies! Wie moet niet denken aan Donald Trump die, omdat hij een verkiezingsnederlaag niet kon verkroppen, destijds een horde die zijn eigen vice-president Mike Pence naar het leven stond, aanmoedigde om het Capitool te bestormen en in de uren van de bestorming (waarbij doden vielen) niet ingreep maar doodgemoedereerd, zo niet vergenoegd, naar het schouwspel stond te kijken; die de bestorming nog steeds niet afkeurt, zwart maakt wie hem ook maar in de weg staat en opnieuw een gooi naar het presidentschap doet, waarvan het verkrijgen voor hem een aangelegen punt is, ook al omdat het de enige manier is om aan strafvervolging te ontkomen [3] ?!
Oranje daarentegen schrijft: ‘Maak uw eigen belang en ambitie ondergeschikt aan het belang van het land want als de staat (de burgerlijke orde) teloor gaat, is alles verloren. Dan valt elke vorm van gehoorzaamheid aan de koning weg.’ Chaos en anarchie zijn het gevolg. En: ‘In de sfeer van anarchie gaat ook de godsdienst ten onder. Als de staatsorde echter behouden blijft, dan zal met hulp van de tijd en met de hulp van God de orde zich herstellen. We komen de troebelen en de wanorde langzamerhand te boven. Een oplossing zal zich aandienen en de godsdienstkwestie zal worden opgelost.’ Met Gods hulp dus èn zegt Oranje erbij, ‘als wij met verstand strijden’, met beleid te werk gaan.
Met ‘verstand’ strijden
Wat houdt dit laatste anno 1566 in? Waar pleit Oranje voor? Meerdere dingen speelden door zijn hoofd: Oranje had in de Raad van State al verscheidene keren een pleidooi gevoerd voor een oplossing zoals die in het Duitse Rijk tot stand was gekomen met de Religievrede van Augsburg (1555). De bevolking zou de godsdienst aanhangen waartoe de vorst behoorde, maar kreeg de gelegenheid te verhuizen naar andere gebieden. De oplossing was niet ideaal, maar Willem van Oranje zag er een voorbeeld in van hoe men in Nederland tot een vergelijk kon komen. Zich daarvoor inzetten: dát was met verstand strijden! Daarnaast heeft hij ongetwijfeld gedacht aan de situatie in Frankrijk. Oranje wist [4] van het optreden van Michel de l’ Hôpital die enkele jaren voordien in het parlement van Parijs een pleidooi had gevoerd voor een vorm van religievrede (3 jan. 1562). Zijn pleidooi kwam neer op het volgende: laat uw gedrevenheid voor de godsdienst niet zover gaan dat u de orde waarop de staat rust in gevaar brengt. Religie laat zich niet afdwingen, het is een zaak van overtuiging en van het geweten. Belast elkaars geweten niet! ‘De koning wil niet dat u daarover strijdt welke opvatting de beste is. Het gaat hem niet om wat de religie fundeert maar om wat de staat fundeert. Men kan burger zijn zonder christen te zijn. Zelfs iemand die geëxcommuniceerd is houdt niet op een burger te zijn. Zien we niet dat familieleden die elkaars geloofsovertuiging niet delen toch in vrede samenleven en elkaar liefhebben?’ [5]
In Frankrijk vielen in het protestantse kamp soortgelijke geluiden te horen. Pierre Viret, de collega en rechterhand van Calvijn en Franciscus Junius, die in Genève gestudeerd had en predikant was in Antwerpen, stelden eveneens: een burgeroorlog moet vermeden worden; de godsdienst laat zich niet afdwingen; er is een interim nodig, een tijd waarin wij elkaar verdragen en met argumenten de ander proberen te overtuigen. Alleen door een juiste prediking van de Schrift en door de Heilige Geest kunnen anderen overtuigd worden. Dit kan alleen in een sfeer van rust en orde. En de staat is er juist om die orde te garanderen [6]. Ook van hen wist Oranje af.
Ik wijs op het allerbelangrijkste. Willem van Oranje is Luthers opgevoed. Van Luther is de uitspraak: ‘Na wat ik onderwees over de rechtvaardiging door het geloof is niets zo belangrijk voor me geweest als de tweerijkenleer. [7]’ Er is het rijk van de aarde: dit rijk moet door vorsten en magistraten in stand worden gehouden door middel van het recht. Er is óók het Rijk van de hemel. Dat is van een andere orde; het is op aarde gekomen door de prediking van het Evangelie en het is te vinden in de Bijbel en de Kerk. Beide rijken hebben raakvlakken, hun invloed loopt door elkaar heen, maar ze zijn en blijven onderscheiden. In ieder geval is het zo dat het Rijk van de hemel nooit op aarde tot stand gebracht kan worden, ook al kan de invloed van de Kerk zich op tal van terreinen laten voelen. Wie dit niet onderkent, maakt kortsluiting. Hij probeert van de kerk een burgerlijke orde of van de burgerlijke orde een kerk te maken. Dit is onmogelijk. Om die reden kúnnen de dingen van het Koninkrijk van God door de burgerlijke overheid nooit afgedwongen worden. De burgerlijke orde is er om het kwaad in te dammen en het goede enigszins vorm te geven. ‘Enigszins’, want het kwade is machtig. Als het goede enigszins gewaarborgd blijft en gestalte krijgt is dat al heel wat.
Luther hechtte uitermate aan dit onderscheid. Het is ook voor vandaag van groot belang: de hemel kan niet op aarde worden gebracht, niet door een kerk, niet door een ideologie, ook niet door het streven naar gelijkheid. Ik denk aan wat op het ogenblik gaande is met betrekking tot de discussie rond gender. Overtuigingen daaromtrent laten zich niet afdwingen, terwijl politieke partijen en belangenorganisaties (vaak gesubsidieerd) dit wel proberen, waarbij men geen rekening houdt met het geweten van de enkeling en zich weinig gelegen laat liggen aan grondwettelijke vrijheden als de vrijheid van godsdienst en die van onderwijs. Dit is staatkundig gezien volstrekt bedenkelijk, zo niet gevaarlijk. Velen in Amerika worden door de ver doorgevoerde gender-ideologie in de armen van Trump gedreven. Gun elkaar een zekere vrijheid! En vooral: zie in de staat geen heilsinstelling, een instrument om je idealen op aarde te verwezenlijken!
Tot slot: wat ‘ratio’ is
Willem van Oranje voert een pleidooi voor staatsmanschap met verstand (raison). Wat is ‘raison’ in de zestiende eeuw? We zagen dat Luther stelde dat het aardse rijk een voorlopig rijk is. In dit rijk moet je veelal genoegen nemen met stukwerk en niet alles op haren en snaren zetten. Er is iets wat echter nóg belangrijker is. Wat is raison? Het is níet de ratio van de Verlichting. In de tijd van de Verlichting begint men op de ratio te vertrouwen en veronderstelt men dat de ratio bij machte is om de enkeling en de samenleving in alle opzichten de juiste weg te wijzen. Raison of ratio is in de tijd van Willem van Oranje juist het tégendeel daarvan. Hoe raison opgevat werd en hoe raison recht gedaan wordt, kunnen we opmaken uit het Bijbelboek Spreuken, waar een vader zijn zoon voorhoudt: ‘Mijn zoon, vertrouw op de Here met uw hele hart en steun op uw verstand niet, wees niet wijs in uw eigen ogen! [8]’ Dat is de ratio van het Oude Testament. Wat ratio is, brengt Luther helemaal onder woorden in zijn weergaloze uitleg van Psalm 101: ‘Van David kunnen alle vorsten en regenten leren dat zij het niet zijn die goed regeren, maar God die er voorspoed en zegen bij geeft. Als zij dat beseffen zullen ‘doctor Spitsvondigheid’ en ‘Meester Eigendunk’ zich niet bij de neus laten nemen en voor de gek laten houden maar juist op God gaan vertrouwen en Hem aanroepen; zij zullen gaan vragen of Hij hun harten wil sturen en leiden, zodat ze op een heilzame manier leiding geven. Ze zullen bidden dat Hij zijn hand niet van hen zal wegtrekken en hen aan hun eigen verstand en mooie ideeën over zal laten, met als gevolg dat ze overmoedig worden en denken dat zijzelf wel in staat zijn om dát te doen waar ze toch niet bij kunnen en wat te hoog voor hen is (nl. het land regeren, HK). Want wat dergelijke mensen tot stand brengen is van korte duur en loopt op niets anders uit dan ellende en bederf [9].'
Denk niet dat deze ‘ratio’, die op een religieus grondbesef teruggaat alleen in de Bijbel te vinden is of specifiek tot het christelijk rijk van de genade behoort. Zij behelst een wijsheid die behoort bij het eerste rijk, het rijk van deze wereld, van de schepping, die boven zich uitwijst naar God [10]. Daarom kon het dat begenadigde figuren als Plato en Socrates hetzelfde ontdekten als Luther: niet de mens en zijn denken, maar God is de maat van alle dingen! Het is frappant hoe Luthers uitleg bijna letterlijk overeenkomt met wat Plato in zijn laatste boek, de Wetten, schreef: ‘God die zoals een oude traditie leert, begin en einde en midden van alles in zijn hand houdt, gaat recht op zijn doel af. Hem volgt steeds de rechtvaardigheid op de voet, om als wreekster de overtreders van de goddelijke wet te bestraffen. Tot haar gevolg behoren allen die voorbestemd zijn voor de gelukzaligheid en die zich in ootmoed en bescheidenheid (curs. HK) aan de rechtvaardigheid hechten. Wie echter opgeblazen is van trots, wie groot gaat op rijkdommen of eretitels (…) wie de overmoed in zijn ziel ontsteekt alsof hij het zonder gezag of leiding kan stellen en alsof hij mans genoeg is om anderen te leiden – die wordt door God verlaten en blijft alleen staan. In zijn verlatenheid neemt hij anderen van hetzelfde allooi bij zich op, voert dolle sprongen uit en zet alles op stelten. In de ogen van velen is hij een persoonlijkheid, maar lang duurt het niet of hij moet de wraak van de Rechtvaardigheid ondervinden – een wraak die niet te onderschatten is – en hij bewerkt de grondige ondergang van zichzelf, zijn huis en zijn staat [11].'
Deze woorden lezen als een mene tekel voor wat zich rondom Donald Trump in Amerika afspeelt. Wat een contrast tussen hem en de jonge Salomo, die in het Oude Testament als de meest wijze koning wordt aangemerkt. Bij zijn aantreden erkende hij het immense van zijn taak en dat zijn inzicht en kracht ontoereikend waren. Daarom bad hij tot God. In het boekje Wijsheid van Salomo (geschreven rond 30 voor Chr.) legt de schrijver de jonge koning het volgende gebed in de mond: ‘Ik begreep dat ik niet wijs zou worden tenzij God me de wijsheid zou geven. En dát was juist wijsheid: te weten van wie zij komt. Daarom ging ik tot de Here en bad Hem en sprak met mijn hele hart: God van mijn vaderen en Here van de barmhartigheid (…) geef mij de wijsheid, want ik ben een zwak mens en mijn tijd is kort en heel gering is mijn verstand als het gaat om een juist oordeel en het geven van wetten. Want al zou iemand onder de mensen volmaakt zijn dan stelt hij toch niets voor als de wijsheid die van U komt, niet bij hem is. (…) Zend haar uit uw heilige hemelen, ja van de troon van uw heerlijkheid, opdat zij bij mij aanwezig zal zijn en met mij samenwerkt en ik zal verstaan wat U aangenaam is. Want zij weet alle dingen en ze verstaat ze en zij zal mij voorzichtig leiden in mijn handelingen en mij bewaren door haar heerlijkheid. En mijn werken zullen U aangenaam zijn en ik zal uw volk rechtvaardig richten en de troon van mijn vader waardig zijn [12]. Zo te regeren getuigt van ‘raison’!
[1] Lezing gehouden in de Grote Kerk in Dordrecht op 10 oktober jl. voor Reformatie Instituut Dordrecht met als thema: ‘Politiek en Religie, Dordtse historie en internationale actualiteit.’ De andere lezing was van prof. dr. James Kennedy: ‘Politiek en religie in de VS, anno 2024’.
[2] Archives ou correspondance de la maison Orange-Nassau inédite, Tome I, Leiden, 1835, blz. 146.
[3] En nota bene hij wordt gesteund door veel christenen!
[4]
[5] Aangehaald in Alexandre Vinet, Moralistes des seizième et dix-septième siècles, Parijs, 1859, blz. 171 – 179.
[6] Zie onder andere: Piere Viret: De l’Interim, fait par dialogues, Lyon, 1565, passim.
[7] Zie Heinrich Bornkamm, Luther in der Mitte seines Lebens, Göttingen, 1979, blz. 110
[8] Spreuken 3: 5 – 7: ‘Vertrouw op de Here met uw hele hart en steun op uw verstand niet. Ken Hem in al uw wegen en Hij zal uw paden recht maken. Wees niet wijs in uw ogen; vrees de Here en wijk van het kwade.’
[9] Walch, Luthers sämtliche Schriften, V, 822.
[10] Deze wijsheid behoort ‘nog maar’ tot het eerste rijk, het rijk van deze wereld. Wie zijn ogen de kost geeft kan er niet omheen of hij moet erkennen hoe beperkt en broos de mens is tegenover de schepping, het leven en de geschiedenis. Dit onderkenden bijv. de klassieke tragedieschrijvers, die in het licht daarvan hybris (overmoed) aanmerkten als dé zonde bij uitstek.
[11] Plato, Wetten, 715e – 716b, vertaling Xaveer de Win.
[12] Zie Wijsheid van Salomo 8: 21 en 9: 1 – 18.
Emeritus predikant
Ds. H. Klink
"Ds. H. Klink"